Mijn ouders waren constant aan het werk. Ofwel met het werk zelf ofwel waren ze met iets anders bezig: gras afrijden, haag snoeien, bedden opmaken, eten koken, …
Tenzij we op vakantie gingen ging ook een deel van hun ontspanningstijd op vrije momenten en in de weekenden naar schoonmaken, boodschappen doen, …
Wie tijdens corona noodgedwongen thuis is moeten blijven zonder dat die kon werken is er een hoop vrije tijd ontstaan. In het begin waren die mensen misschien wel wat verdwaald maar al snel kwamen ze op de proppen met projectjes: de kamer van de kinderen schilderen, de garage eens goed opruimen, dat tuinhuis in de tuin zetten dat al een paar jaar als bouwpakket op de oprit ligt, … met andere woorden; we creëren constant nieuw werk voor onszelf. En dan zeggen we dat het raar is dat we ‘niets’ te doen hebben en ons schuldig voelen naar onze werkgever …
Ik bewonder mijn ouders wel om hun arbeidsethiek maar constant bezig moeten zijn voelt voor mij gewrongen: langs de ene kant zit het er bij mij helemaal ingebakken om constant bezig te moeten zijn en langs de andere kant heb ik zoiets van ‘ik moet just niks’.
Het is superbelangrijk om pauzes in te lassen, het recht tot deconnectie is er ook niet voor niets gekomen: je moet je kunnen losmaken van je werk, welke job je ook hebt, om gezond naar de toekomst te kunnen kijken.